Claartje Chajes

Ik schrijf ook voor ramen

Het woord als daad

Auteur

Ik val op zinnen die de ziel een duwtje geven. Ik hou van dansen met taal. Ik schrijf tussen de regels door.

Zodra een idee, frustratie, beeld of fascinatie me in beslag neemt, ontstaat een tekst.
Of een artistiek concept waar tekst meestal de leidende rol inneemt.
Theater, een gedicht, een liedje, proza. In het okergele deel van deze website vind je een paar voorbeelden.

Het blauwe deel is momenteel (januari 2021) verreweg het belangrijkst. Daar staan de raamgedichten die ik op posters heb gedrukt, je kunt ze bij me bestellen via contact.

Ander actueel werk van me vind je bij de Poetischebuurtatlas.amsterdam en op Portretgedichten.nl.

Mocht je van achtergrondinformatie houden: ik studeerde journalistiek, theaterwetenschap en een jaar drama (Gent).
Ik heb ruime ervaring met de verschillende journalistieke genres en als hoofd- eindredacteur van magazines.

Instagram    /    Facebook

 

 

 

1/9

Hoe vind ik hier de weg?

Welkom, beste bezoeker. Deze site werkt minder leuk op een telefoon dan op een groter scherm.

Klikken is een belangrijke vaardigheid om de weg te vinden. Druk maar raak, met je cursor op het scherm.

 

De naam ‘Claartje Chajes’ geldt als thuisknop. Op het blauwe deel staan alle raamgedichten die je als poster kunt bestellen, op het gele deel vind je iets meer werk voor het geval je nieuwsgierig bent.

 

Beweging blijft de essentie, zowel op deze site als in het leven.

 

Deze website is ontworpen en gebouwd door Floris Douma.

 

(voor de speurneus: onder het woord ‘ook’ zit een verrassing)

2/9

Blue Moon

Kort verhaal
24 augustus 2021

Nieuwsgierig? Dit verhaal staat voor je in het gareel bij het fictieve magazine Papieren Helden. Voor nu trakteer ik je op dit fragment:

 

De kamer was vanmorgen nog gedaan. Behalve het tapijt en de stoelen, had de werkster ook de tafel, de planten, de vensterbank en de boekenplank een beurt gegeven. Alles met de stofzuiger, voor het gemak. Het was er nogal bruusk aan toe gegaan, wat gaf het immers. De kamer lag er opgeruimd bij, niemand keek haar op de vingers.

De mevrouw zat net als altijd in haar stoel en keek naar buiten. De huid boven haar ogen hing. Hoewel ze wakker was, kon je ook geloven dat ze sliep. Ze zat tevreden en berustend, haar adem knorde diep.

‘Zachtaardig’ stond in haar dossier. Dat gold ook voor haar woning. Het stonk er niet zoals bij de anderen naar urine of dode lucht. De meubels pasten bij elkaar, er hingen goed gekozen schilderijen aan de muur.

Je zag er vlagen van het platteland zoals het was geweest, herinneringen waar je anderen over had horen vertellen. Er hing een wulps portret van een vrouw in klederdracht, maar je ogen gingen bij binnenkomst in de kamer vanzelf naar links, naar het grote doek met de in zekere penseelstreken getroffen roodbruine stolpboerderij. Een kolossaal gebouw, zo vol karakter dat je het als een levend ding kon beschouwen.

Toen het nog beter met haar ging, hield de mevrouw stug vol dat ze de boerderij persoonlijk uit handen van het grootkapitaal zou houden. In die tijd glimlachte ze nog .

3/9

Overdreven fanTastisch

Kort verhaal
24 augustus 2021

Nieuwsgierig? Dit verhaal staat voor je in het gareel bij het fictieve magazine Papieren Helden. Voor nu trakteer ik je op dit fragment:

 

‘De hoeren van de piste zijn van mij, van mij alleeeeEen! Dit busje gaat rijden, we laten ons niet pakken, we nemen hem zellUf, helemaal zelleeeuUuuf, omdat het kan.’

Met hese stem had Pieter door de microfoon gezongen, hij hield hem daarna vast alsof het zijn lul was, terwijl hij met zijn andere hand veel te soepel de bus de snelweg op stuurde. Dat hij in een bus kon rijden was nieuw, ik wist weinig van hem de laatste tijd, maar ik zong natuurlijk meteen mee. De held.
‘Tanken, chauffeurtjEuh! We zullen je eens laten zien wat tanken is! Hahaha. Volgieten, wegscheureuH! Hahaha! Daar gaan we Harries, daar gAaaan we!’

Zo was het begonnen. Lennard en ik achterin de bus, Pieter aan het stuur. Zesenveertig lege stoelen tussen ons. De Harries door de bocht, precies zoals vroeger. Het idee om de bus mee te nemen kwam van mij. Na een uur onderweg verveelde ik me ontiegelijk en ik was de wijven in de stoelen voor me gaan pesten door scheuten cola in hun nek te gieten. Pieter en Lennard zaten verder achter me, ik had weer eens de pech om naast een slome idioot terecht te komen die niet eens normaal kon praten. Wat had die SmurF gedaan? Hij was opgestaan en had de bijrijder gewaarschuwd. Nog voor de wijven iets door hadden, omdat ik zo precies was. En terwijl de wijven eindelijk krijSten als varkens in het slachtHuis, stond die gast van een neprijder al naast me en trok me vier stoelen naar achteren, ik kwam recht achter de anderen terecht.

Ik ken die lui uit de zandbak. Pieter en Lennard, zij wisten dat ik het niet zou pikKen. Dat past niet bij ons. Mensen uit onze straat weten dat. We waren niet voor niks de Harries. We noemden onszelf zo, omdat Harry de meest nikszeggende naam was die we kenden. Nog minder dan Jos of Kees. We deden geen slechte dingen, juist niet. Om mensen voor de gek te houden hielpen we bejaarden de weg over, organiseerden feesten voor de buurt en we ruimden altijd het vuilnis in de straat op. Waar wij kwamen was alles Piek en Bello. Kon ons niks schelen.

Hoe saaier, hoe ,

4/9

De broek uit

Kort verhaal
26 mei 2021

Nieuwsgierig? Dit verhaal staat voor je in het gareel bij het fictieve magazine Papieren Helden. Voor nu trakteer ik je op dit fragment:

 

Ik sta zeker drie kwartier naar mezelf te kijken. In ene voelt het vreemd dat ik dit nooit eerder heb gedaan. Terwijl, alsof het iemand wat uitmaakt.

Ik ben losgelaten, uitgevlogen, vrij.

Moeder is niet dood. Ik kan het woord gelukkig dat ik in die zinsnede hoor te denken niet voelen. Ze heeft nooit gezegd dat ik te dik ben ofzo, ik heb geen trauma, ik ben neutraal, de middelmaat, mijn vel blubbert nergens. Veel meiden krijgen zoiets door hun moeder aangepraat. Dat blubbervel je onooglijk maakt. Maar dan spannen de dochters strakke jurken over hun heuvelachtige flankenlandschap. Ze bepalen zelf wel wat onooglijk is.

En wij mogen daarvan genieten.

Broeken zijn voor mij nooit een probleem geweest. Niemand dacht erdoor dat ik een jongen was, terwijl de mensen nog niet eens honderd jaar gewend zijn aan vrouwen in broeken. Ik heb het ze waarschijnlijk extra makkelijk gemaakt. Met roze als lievelingskleur blijf je een meisje. Al kan dat nog veranderen. En ik draag een lange vlecht. Er zijn er maar weinig met geduld tot op hun kont. Weinig jongens, bedoel ik.

Vader wel, maar dat zag je niet aan zijn haar. Die viste.

Gek, hoe langer ik naar mijn spiegelbeeld kijk, hoe groter ik lijk.

Ik ben nu oud genoeg om in te zien dat

5/9

Mens, kompaan, lotgenoot

coronanotitie
20 maart 2020

Nooit eerder was een angst zo mondiaal
(aangesloten op internet/ziel onder de arm)
Lam geïnformeerd gaan we gebukt onder slingerende feiten
Het gewicht van niet weten weegt loodzwaar
Kan ik je vertrouwen?

Ik vraag me af met welke som we onze angsten delen
Ik tel de soorten angst op alle vingers alle tenen
Besmetangst, doodsangst, toekomstangst, ondergangsangst, 
isolatieangst, versoberangst, degradatieangst, veranderangst
De angst dat we elkaar niet willen helpen
De angst dat we elkaar niet kunnen helpen
De angst dat elke geruststelling een gok is
Hoeveel angst moet je tellen om te imploderen?

Ik weet dit zeker: je gaat een keer dood, ik ook 
Niemand kan je zeggen hoe laat het dan is
Liever niet vandaag, niet morgen
Niet in mijn leven, liever niet
Ik vind je zo leuk, met al je grillen

Ik wil naast je staan
Ik wil dat je weet dat de muren tussen ons, 
de munten die we onszelf waard achten, de smaak die we kiezen,
de dialecten die we spreken, de fouten die we elkaar aanrekenen,
de hemels waarin we elkaar prijzen, ze bestaan niet 
We hebben ze zelf bedacht. We conserveren ze met ons oordeel
Goed of fout, fout of goed
En we veranderen constant van gedachten
We zijn in staat om iets anders te bedenken, anders te doen
Zo mondiaal dat we elkaar beter serieus nemen
Vertel hoe het kan, je hart warm houden
Ik ook en jij

 

6/9

Kadaver

Kort verhaal
15 februari 2020

Dit verhaal is gepubliceerd op de site van literair platform Hard//hoofd

Mijn koffer staat klaar in de gang, onder de kapstok.

Het is een mooie koffer, van stevig bruin leer. Zonder wieltjes, dat vonden we niet nodig. Een koffer moet je dragen. Door hem op wieltjes te slepen toon je geen eerbied voor de voorwerpen die je erin verplaatst. Mijn vrienden en ik zijn ouderwets houden van vertraging. Dat uiten we in onze kleding, onze haardracht. We gebruiken ook graag de benenwagen. En het valt natuurlijk op bij de cadeaus die we geven. Of gaven.

Mijn vrienden zijn tegenwoordig kennissen, eerlijk gezegd.

De koffer is voor mij de mogelijkheid tot een ander leven. Ik kan mijn boeltje pakken en dat boeltje met de koffer ergens heen brengen. Van Oost naar Zuid bijvoorbeeld. Om die reden staat hij klaar.

Al acht jaar, niemand heeft gezegd hoe lang het duurt voor ik hier wegga. Petra zeker niet, dat zou haar niet goed uitkomen.

Petra’s man is een half jaar geleden overleden.

We drinken elke week op dinsdag koffie. Dat deden we al voordat haar man overleed. Koffie met een stukje appelkruimelvlaai. Af en toe met slagroom, niet te vaak. Zij drinkt haar koffie met speciale melk uit kleine kuipjes, die ze open moet breken aan een lipje vanaf de rand. Ik drink zwart. Na de tweede keer dat ze bij mij was geweest, besloot ik dat ik de kuipjes voortaan in huis zou halen.

Als je partner sterft is afleiding een stuk belangrijker dan wanneer hij nog leeft. Dat zegt Petra. Ik kan me daar wel in vinden. Ik had een konijn, geen partner. Steven is iets meer dan een week geleden overleden. Petra kwam vanmorgen met het voorstel om hem samen in de tuin te begraven.

Twee weken geleden heb ik Steven voor het laatst te eten gegeven. Ik wist toen nog niet dat het voor het laatst was. De zon scheen en ik had wat droog brood en een wortel bij de dagelijkse portie voer gelegd, in de ochtend. Ik besloot mijn krant buiten te lezen en vergat te lunchen. Er stond veel in de krant.
De zwaluwen vlogen laag die middag, ik wist dus dat er regen in de lucht hing. Dat vertelde ik door de heg heen tegen Petra, omdat ik haar bezem hoorde. Ze veegde haar terras schoon en riep dat haar man die taak altijd op zich nam. Niet het vegen, ze was dol op vegen, maar zij zag de lol nooit zo van dat weerstation. Nu werkte het niet meer. Ik wist niet goed hoe ik moest reageren, dus mompelde ik iets over dat het weer mannelijk is. Blijkbaar was dat grappig.

De volgende morgen had Steven zijn eten nog steeds niet aangeraakt. Het regende inderdaad.

Ik besloot dat hij het ook zelf maar moest weten, het was een eigenwijs konijn en hij had vaker kuren.

Die dag ging ik naar Petra, in plaats van zij naar mij. Voor het eerst in de drie jaar dat we met elkaar koffie drinken kwam ik in haar huis.

Misschien heeft ze smetvrees. Dat zou een reden kunnen zijn om mij zo lang niet uit te nodigen. Ik heb er nooit naar gevraagd. Het kwam er niet van om dat te vragen.

Haar huis zag er van binnen opvallend opgeruimd uit. Ik voelde me er anders dan anders.

De belangrijkste kleur in de huiskamer was zandbruin. De bank, het kleed, de lage tafel, ze hadden allemaal ongeveer dezelfde tint. Steven zou er mooi bijpassen, zijn vacht zag er precies zo uit.

Over Steven spraken we niet, die ochtend. Ook niet over haar man. Toen kon ik natuurlijk nog niet weten dat er een verband tussen haar man en mijn konijn bestaat, in zekere zin.

In mijn huis hebben de meubels verschillende kleuren, ze refereren allemaal naar een andere periode in mijn leven. Ik probeer erop te letten dat ze de oorspronkelijke kleur behouden, mijn herinneringen zijn tenslotte ooit in die kleuren begonnen.

Vier dagen later was Steven dood. Ik ben bang dat het mijn schuld is.
Steven stond erom bekend een goede eter te zijn. Hij wist zijn porties goed over de dag te doceren. Het verbaasde me wel, natuurlijk verbaasde het me. Verbazing heeft iets luchtigs.
De derde dag dat ik hem met onaangeroerd voer in zijn hok zag, was ik er met mijn gedachten echt niet bij. Mijn geheugen is zo onbetrouwbaar, wie had ik om me te vertellen dat ik niet voor de tweede keer die ochtend brokjes kwam brengen? Ik concludeerde dus dat ik al bij zijn hok moest zijn geweest. Dat het er ’s avonds nog lag, nou ja, iedereen heeft wel eens geen trek. Ook een konijn.
Toen ik hem de volgende ochtend dood in zijn hok vond, schokte me dat minder dan ik had verwacht. Ik stelde me mijn hele leven al voor dat de dood zijn omgeving lamlegt, maar ik voelde me hetzelfde als voordat ik naar het hok liep, toen ik nog dacht dat Steven leefde. Neutraal.
Petra begreep wat ik bedoelde, zei ze.

Ik wilde haar eerst niet vertellen over Steven, maar er was iets tussen ons veranderd sinds mijn eerste bezoek aan haar huis. Ze kwam nu ook buiten de geplande koffie-afspraken langs. Die ochtend belde ze weer aan. Ze wilde me een bericht laten lezen dat ze in de krant had gevonden. Over een man die zijn koffer op het Muiderpoortstation was verloren. Ze wist van mijn koffer in de gang en suggereerde donatie.

Ik zei dat mijn koffer klaar stond voor een moment dat nog moest komen en dat ik Steven dood had gevonden in zijn hok. Ik vertelde ook over mijn schuld. Ze zei dat oorzaak niet altijd in verband staat met gevolg. Die logica vat ik nog steeds niet. Het klonk wel alsof ze het goed bedoelde.

Er is nog geen geschikt moment gekomen om Steven te begraven. De eerste paar dagen kon ik niet bedenken waar je zoiets doet. Bij mij in de tuin is geen ruimte, er liggen overal terrastegels en ik wil dat zo houden. Dat heb ik haar vanmorgen geantwoord, ik durfde niet te vragen of het bij haar mag.

Het leek me goed om Steven alvast in een vuilniszak te verpakken, tegen de stank.

Het konijn lag tot een kwartier geleden in de oven, lekker warm, al stond die natuurlijk niet aan.
Op de wc kreeg ik net een idee voor zijn laatste bestemming.

Ik heb het goed in mijn huis. Het zou kunnen dat ik niet meer weg ga hier. Ik mis mijn oude vrienden steeds minder. Kennissen hebben hun eigen vrienden. Met Petra in de buurt is het aangenaam.

De koffer is voor Steven. Ik wikkel hem in een rode zijden doek en draag hem in de koffer naar een plek die bij hem past Zoals ik het voor mezelf ook zou willen organiseren. Ik zet de koffer met Steven erin op het Muiderpoortstation, dichtbij het spoor. Misschien gaat hij wel op reis.

7/9

Claartje in een filmpje

bewegend beeld
11 februari 2020

De vriendinnen Ceciel en Karin gaven elkaar een portretgedicht van mijn hand cadeau, Human maakte daar dit filmpje van.

8/9

Tussen haar en hem

Kort verhaal
7 maart 2019

Dat hij er elke morgen staat, merkt ze pas op na een maand of tien. Ze passeerde altijd ingevlochten door onduidelijke ochtendgedachten. Nu heeft ze een wakker moment en ziet dat zijn gezicht haar bevalt. Ze vertraagt haar pas en bedenkt dat het geen kwade man is. Hij staat daar liefdevol over zijn gitaar te aaien. Zijn gezicht is bedekt door een rimpeltapijt, zo iemand bij wie het leven sporen achterlaat. Ze weet dat zij hem niet onberoerd zal laten als hij haar ziet. Ze is zijn type.

Zijn massieve uitstraling voelt vertrouwd. Zelfs hier in het metrostation, tussen honderden mensen die als schaduwen met de stroom mee slingeren. Zijn postuur klopt; ze houdt van zijn geduldige schouders die ontspannen een beetje achterover hellen om de ronde buik tegengewicht te bieden. De wollige voeten in donkerbruine instappers die naar buiten leunen en hem vastbesloten staande houden op de betonnen vloer.

Als hij haar zou aanspreken, zou ze hem vertellen hoe gemakkelijk het werk bij de drukkerij haar afgaat. Dat ze op het punt staat om promotie te krijgen en het liefst reistijdschriften drukt, omdat  het gelijktijdige verloop van mensenlevens op verschillende plekken, in andere landen, haar verwondert. Hij zou dat begrijpen. Wat reisjournalisten schrijven heeft op haar een helende werking, zou ze toch nog uitleggen.

Ze zou zijn minnares kunnen zijn en hem voor het eerst ontmoeten bij de verlopen bar in de steeg. Die waar de barman zijn klanten niet in de ogen kijkt.

Ze zou dan haar lippen voor hem stiften, rood, en in zijn ogen kijken, steels. Niet glimlachen, alleen kijken, wachten. Tot hij het initiatief zou nemen; een Martini on the rocks, haar eerste ooit. De olijf zou ze zonder te kauwen doorslikken. Zittend aan de bar zou hij haar vertellen over zijn ondergrondse zinnen. Ze zou hem eindelijk kunnen verstaan, zo zonder de metro. Zijn antwoord zou haar doen blozen. Dat hij al die tijd voor haar gezongen heeft.

Toch loopt ze ook vandaag na drie minuten verder. Het geluid van de gitaar onder zijn arm bereikt haar niet en zijn stem sterft weg in de volksverhuizing. In de dagen die volgen voert ze eindeloze gesprekken met hem. Als voorbijganger, als minnaar, als vriend.

Zijn stem is diepgeworteld; soms praat hij binnensmonds. Hij vertelt over zijn tijd in het gekkenhuis, waar hij de verpleegsters één voor één het bed in kreeg. Die vrouwen hielden van zijn gevoel voor humor, hij speelde dat hij dronken was. Het blijkt dat hij daar twee dochtertjes van vijf aan heeft overgehouden, bij twee moeders. Dat ze op hem lijken in hoe ze praten; snel. En dat hij zich over dit gedrag verbaast. Hij ziet ze één keer in de maand bij de banketbakkerij om een taartje te eten. Zij zal een keer meegaan, zodat ze kan tonen hoe leuk ze met kinderen is.

Niet eerder in haar leven lacht ze zo veel. Hij is een verteller. Hoe hij onwaarschijnlijke situaties als vanzelfsprekend verkoopt, vindt ze onnavolgbaar. Ze dacht altijd dat ze geen humor had. Als mensen in een lachsalvo uitbarstten, voelde zij zich doorgaans een buitenstaander. Hij belooft haar dat dit niet meer voor zal komen. Het maakt haar verlegen. Daar moet hij om lachen.

Het eerste lied dat hij voor haar zingt, gaat over zijn land. Hij komt niet van ver, wel van elders. Een plek waar iedereen ploetert en elkaar met grappen verleidt. Over de heuvels zingt hij, hoe ze golven. Over schapen die het gras herkauwen. De geur van de lentezon. Alles in mineur, hij mist ze. Als ze durfde te reizen, zou ze hem meenemen naar zijn land.

Ze verandert. Bij de drukkerij merken ze het ook. ‘Wat ben je traag,’ krijgt ze te horen.
Haar wangen zuigen bloed als ze hem passeert, ook op een paar meter afstand durft ze hem niet aan te kijken. Toch weet ze dat hij haar ziet.

De promotie blijft uit. ‘Je verbaast ons, dit gedrag ligt niet in de lijn der verwachtingen,’ zegt haar baas. Ze kan moeilijk een houding vinden, hoe kan ze anders lopen dan op rolletjes?
Ze hoopt dat ze de reistijdschriften wel mag blijven doen. Dat mag.

Op een dag zal hij bij haar komen wonen, weet ze. Haar huis is groot genoeg en ze put houvast uit het motto van haar grootmoeder: ‘Leven doe je niet alleen’. Om alvast te oefenen kookt ze voor twee personen. Macaroni, Mexicaanse tortilla’s, aardappelen met een biefstukje op zijn tijd. Ze denkt niet dat hij vegetarisch eet, op straat heb je weinig keus. Het smaakt goed, voor twee personen koken gaat vanzelf gepaard met liefde. Wat ze over heeft zet ze op het dak, er zijn altijd katten.

Als ze op een herfstachtige zaterdag een nieuwe garderobe voor zichzelf aanschaft, sluipt ze gauw even naar de herenafdeling om de mannenmode te bekijken. Zal ze iets voor hem uitzoeken? Ze kan makkelijk inschatten wat zijn maat is, daar heeft ze oog voor.  Er zijn aanbiedingen. Ze zal het voor hem klaar hangen, bij haar in de kast.
Met een zakje lavendel ernaast.
Het kan dat ze wat hard van stapel loopt, maar kleren hebben eigenlijk geen uiterste houdbaarheidsdatum. Dat zie je op oude schilderijen. Behalve als je het echt alleen om de mode doet. Voor zichzelf is ze daar redelijk streng in, je zult haar niet gauw twee jaar met dezelfde winterjas zien lopen. Hij zal blij zijn.

Ze vindt een donkerblauwe ribbroek, een bordeauxrode blouse en een lichtgroene wollen trui voor hem. Om het af te maken koopt ze een paar sokken, een zakdoek en een zijden onderbroek. Voor zichzelf zoekt ze een bijpassende jurk en zwarte naaldhakken uit. Ze voelt zijn arm om haar middel terwijl ze door de straten van de stad fladdert met de aankopen in een mooie tas van dik papier. Hij knijpt bemoedigend in haar linkerbil.

Onder de grond beweegt vandaag minder volk, het is weekend. Hij staart haar aan, nog voor ze passeert. Alsof hij weet dat het voor hem is wat ze in haar armen draagt. Er is contact, zoals er altijd contact zou moeten zijn. Ze zeggen niets en blijven kijken. Dat houdt ze niet lang vol. Ze buigt haar hoofd, telt de tegels. Honderdvierendertig. Ze voelt dat haar wangen kleuren. Als ze na een paar meter omkijkt, kruisen hun blikken opnieuw.

Terug thuis is er iets vreemds. Ze kijkt naar het schilderij boven haar bank, dat hangt scheef.
Als ze op de bank gaat staan om het recht te trekken, glijden alle kussens eraf. Ze legt ze terug. Er hangt een onbekende lucht in haar huis, die niets te maken heeft met de lelies die ze de dag ervoor op tafel heeft gezet. De meubels die er staan, de verzameling minicactussen, de reistijdschriften in de kast, het is net of ze alles voor het eerst ziet. Haar ogen glijden over de objecten, het grijze tapijt, de foto’s van mensen die zich haar vrienden noemen. Wat doen al die dingen daar? Vormen de spullen zich naar haar, of vormt zij zich naar de spullen? Ze sluit het keukenraam. Ze pakt een reistijdschrift uit de kast en bladert het driftig door. Bij een verhaal over een wandelvakantie in Tirol blijft ze hangen. De foto’s van massieve bergen met witte toppen brengen de rust terug in haar hoofd. Ze ziet Edelweiss in close up afgebeeld, denkt aan het liedje en weet dat ze niets anders moet doen dan ze deed. Hij past erbij, dat zal iedereen begrijpen.

Vandaag zal ze op hem afstappen. Ze is erop voorbereid. Gehuld in de jurk, haar ogen subtiel opgemaakt en bruine lippenstift op haar lippen. Ze glijdt van huis naar metro, het voelt feestelijk. Voor het eerst zal ze hem bij daglicht zien. Ze heeft een aardbeientaartje voor hem bij zich. Ze zal zeggen dat ze er klaar voor is, eindelijk. Daarna moet ze naar haar werk, maar als hij wil blijft ze bij hem. Ze trekt haar jurk recht.
De deuren van de wagon gaan open, een glimlach heeft haar mond in de houdgreep.
In de verte hoort ze de klanken van zijn gitaar tegen de muren ketsen. Haar hakken zijn hoog, ze zet kleine passen, ze hoopt sierlijk. Het gedonder van de metro is als tromgeroffel. Een uitgelaten teckel rent blaffend haar kant op en laat zich op het laatste moment door zijn baasje wegtrekken.
Even houdt ze in, voor later. Zodat ze zich elke seconde voor het beslissende moment straks kan herinneren. Nog ongeveer veertig tegels, als hij naar rechts kijkt zal hij haar zien.
Hij kijkt niet, hij zingt. Een vrolijk lied.
Ze heeft thuis voor de spiegel geoefend hoe ze hem aan zal spreken.
‘Vandaag is het feest’ vond ze te cryptisch. ‘Ik wil je met ons feliciteren’ te direct.
Ze heeft naar zichzelf geknipoogd, toen ze wist dat het goed was.
‘Daar ben ik dan,’ zegt ze en ze houdt het taartje omhoog.
‘Eindelijk’ antwoordt hij.

 

 

Claartje Chajes 

 

Tussen haar en hem kun je ook mét illustratie lezen op literair platform Hard//hoofd.
9/9

Woorden terwijl je onderweg bent

Pandemiepoëzie op raamposters

Samen met de Sociaal Creatieve Raad roep ik heel Amsterdam op om in deze koude lockdown je raam te versieren. Schrijf/teken/schilder/naai/plak/timmer een hartekreet, een wens, een boodschap van hoop.
We zijn dicht, maar laten we elkaar in openheid steunen. Op weg naar een toekomst, nog steeds.

Je kan ook voor 15 euro (incl. verzendkosten) een raamgedicht* bij mij bestellen, stuur dan een bericht via contact.
Tip! Geef een minder draagkrachtige stadgenoot een raamgedicht cadeau.

Wil je dit initiatief steunen of er op wat voor manier dan ook aan bijdragen?
Schroom niet me te benaderen.

 

Enne, zegt het voort, vertel erover aan je buren.
Opdat we een openbaar museum van onze straten maken!

 

 

Hoe ziet een raamgedichtposter van eruit? Zo.

1/27

Contact

Wil je voor 10 euro (incl. verzendkosten) een raamgedicht bestellen of heb je zin om een bijdrage te leveren aan versierde ramen overal in Amsterdam? 

claartje@claartjechajes.nl

2/27

Nu we dan eindelijk weten

pandemie raamgedicht
1 januari 2021

Nu we dan eindelijk weten

Dat geen ziekte

Zich aan een landkaart houdt

Nu verheug ik me op

Wereldwijd

Gedeelde verantwoordelijkheid

Ik ben er bij voorbaat trots op

Dat ons

Dat lukt

 

 

Claartje Chajes

3/27

Omgekeerde lollies

pandemie raamgedicht
1 januari 2021

De huizen

Ze werden als omgekeerde lollies

We likten ze met verf

En toen hun uitzicht

Ons beperkte, kietelden we

Met schroefjes versierselen

Aan hun muren of

Hingen een boksbal aan een balk

Alle kilometers die we doorgaans

Van hen af legden

Borgen we nu binnen op

We raakten gehecht

Noemden onszelf woningkoning

En we gaven ons vakantiegeld

Aan de natuur en haar herstel

 

 

 

Claartje Chajes

4/27

Wat een geluk

pandemie raamgedicht
14 september 2020

Wat een geluk

Dat je niet bent zoals ik

Zoals hij zoals zij

Dat wij samen jij en ik

Wendbaar

In één beweging

Los van elkaar

Ons onderscheid tot

Schoonheid weten

Op te tillen

 

 

Claartje Chajes

5/27

De echo van alles

pandemie raamgedicht
15 juni 2020

De echo van alles

Dat stilviel schreeuwt

Samenballende wensen

In de bijkans vergeten krater

 

Daar valt het volume uit

 

Wie weet

Een geluid

Dat ons tot zorgvuldige

Meerstemmigheid brengt tot

Genereuzen maakt, een geluid

Dat de hitte van samenspraak

Losjes geleidt?

 

 

 

Claartje Chajes

6/27

Tegengif

pandemie raamgedicht
9 juni 2020

En dan de woede

Kolkend, briesend

Tussen kaken, biceps

Triceps en een springend

Vat frustraties

In het middenrif

O moedertje

O vadertje

Vind toch tegengif!

 

 

 

Claartje Chajes

7/27

Op een kier

pandemie raamgedicht
6 juni 2020

De wereld staat weer op een kier

Dat moet goed nieuws zijn want

Uitgelaten dartelen menigten

Gretigen, te lang gekooiden

Rondom de grenzen van

Elkaars vaarwater

Ik hap naar lucht

Zwaai naar de wind

Vaarwel stille tijd

Dag straatpraatbuur

Je huis ligt er weer keurig bij

Vlieg je nu uit?

Of vind je het wel wat met mij?

Drammend verdwijnt het overzicht

Terwijl, wat ik in deze stilte vond

’t Deed me aan als wel gezond

Ik bereikte al een evenwicht, ach

Kan die kier een tandje terug

Dan open en dan dicht?

 

 

Claartje Chajes

8/27

Vriendschap met een zilvervisje

pandemie raamgedicht
25 mei 2020

De muren die mij beschermen

Ik zag ze lang

Niet zo dichtbij ik

Sloot vriendschap met

Een zilvervisje

Stelde haar voor aan

Een oorwurm we lazen de

Achterflappen van mijn bibliotheek

We dansten met alle stofdeeltjes

In het zonlicht

We leken wel een biotoop

Tot ik met een slang

Over iedereen en alles heen boog

Ik hield hem vast, de slang

Zoog

 

 

Claartje Chajes

9/27

Dit dieet

pandemie raamgedicht
23 mei 2020

Dit dieet

Ik voed me opgelucht met

Juichende vogels

Onbevlekte luchten en emoticons

Maar wat

Vult het gat

Tussen onze vingers, handen

Armen, wangen, opperhuid

Ik pleit

Voor ondergronds ja illegaal

Huid op huid en helemaal

 

 

 

Claartje Chajes

10/27

Vanmorgen

6 mei 2020

Vanmorgen, toen slaap

Nog over straten galmde

Zag ik mezelf

Een hardloper alleen

Boven mijn hoofd

Applaudisseerden wel honderd

Vogels in één boom

11/27

De groeten

6 mei 2020

De groeten van ons

Wij zitten binnen moed te houden

We zijn benieuwd

Wat eruit komt

12/27

Beste buur

6 mei 2020

Ik heb pauze vandaag

Ik wil me vervelen

Ik heb geen zin

Het als vanouds te doen

Kijk, de bomen kleuren groen

Wat gaan de wolken traag

Kon ik maar met je spelen

13/27

Zaterdag of maandag of

6 mei 2020

Hoe zaterdag is het vandaag?

Ik heb er wat zondag bij gedaan

Ik dacht dat kan helpen

Om van dat woensdagse

Af te komen

Ik krijg de week niet

Doorgebroken

14/27

IK MIS

6 mei 2020

Er is geen weg terug

Hoe blauw de lucht

Mijn hart slaat stoïcijns

En ik kras letters

In een boom

IK MIS

Die boom blijft, toch?

Ik mis mijn tijd

Mijn zelf gevormde einder, zijn

Onomwonden eeuwigheid

Weet, wat ik was

Is kwijt

15/27

Wankel wereldbeeld

6 mei 2020

Ik ben eraan gewend

dat mijn wereldbeeld

wankelt, het komt me

zo vreemd voor dat

iedereen ineens

iets soortgelijks ervaart

16/27

Zorg

6 mei 2020

Berichten over een werkelijkheid

Mijn wereld? De onze?

Dat systemen onderstromen

In mijn kwaadste dromen

Spoel ik weg

Ontwakend mompelt mijn

stem me toe

De wereld morgen

Heeft geen borg, maak

Geen zorgen, zorg

17/27

Wak in mijn werkelijkheid

6 mei 2020

Er is een wak

Geslagen in mijn

Werkelijkheid, de twijfel

Is het daar warm of koud ik

Voel een zee van tijd waar

Ik van houd

Die gemiddelde zee

Was ik al zo lang kwijt

Tot een strenge stem

Mij zegt: nu is het leven

Slecht!

Ik aai mijn huid

Mijn warme vel

Nee. Ik verkies

Ik red dit wel

 

18/27

Alles dat we mislopen

6 mei 2020

Alles dat we mislopen

Is in rook opgelost

De rook glijdt

Mee met de wolken

Boven onze hoofden

En als we onze benen

In de lucht steken

Raken we ons gemis

Nog net

19/27

Nu

6 mei 2020

Nu mis ik niets

Geen vol café, geen kater

Geen festival

Geen mooi toneel

Geen feestje op het water

Nu ben ik overal op tijd

En eigenlijk (nee eindelijk)

Voelt dit niets

Als onbespreekbaar veel

20/27

Omhelzen

6 mei 2020

Ik hoop op een tijd

Dat we niet kunnen stoppen

Elkaar te omhelzen

21/27

Jij bent ‘m

6 mei 2020

Er was eens een wereld

Zonder zondebok of

Rijmfestijn van keizers

En hun kleren

En niemand die daar heil

In hoefde te eisen

 

Wie niet weg is is gezien, jij bent ‘m

 

En de prins en de prinses

En iedereen

Kroonde elkaar tot

Koningspaar of hofdienaar

Van hun bestaan

En daarna gingen we er

allemaal aan

22/27

365

6 mei 2020

Ik tel tot 365

Dag in dag uit

Vol van verveling ga ik door

Kuddes auto’s, schepen,

Vliegtuigen transformeren

Voor het oog van

Mijn verbeelding tot

Kistkalveren, gillende

Varkens tot

Lijzig voorvocht.

Zeventien moerbeibomen

Dertig lelietjes-van-dalen

Dan pas

Dan pas weet ik

Niemand komt me halen

 

23/27

Ruimte zat

6 mei 2020

Er was ruimte zat

Ik paste erbij en jij

We kozen deze plek

Uit ongemak bij

Afgestoten levensvragen

Toen de stad ons

Zat was als

Broeikas van tijdgebrek

En we begonnen

Een gesprek

24/27

Tegengif

6 mei 2020

En dan de woede

Kolkend, briesend

Tussen kaken, biceps

Triceps en een springend

Vat frustratie

In het middenrif

O moedertje

O vadertje

Vind toch tegengif!

25/27

Gepasseerd station

6 mei 2020

In dit gepasseerd station

Droogt onze was

(zestig graden wit)

De tijd, hij hangt ertussen

Op z’n kop

Ik zing mezelf een liedje toe

Waar wacht ik op

Waar wacht ik op

26/27

Dit hoe

6 mei 2020

Dit hoe

Van gestolde momenten met elkaar

Zonder plan dat

Ons uit elkaar laaft

Dit hoe, dit houden van

Dit naast je staan

Ik pak het vast

en plak het aan

mijn naam

27/27